za 27 juni, 09:00u - 13:30u
Vanmorgen was het nevelig, de voorspellingen voor vandaag wijzen ook niet op veel goeds, maar hee, het is droog! Twee mannen zitten aan de picknicktafel en verorberen een appeltje. "Iets te zien?", vraag ik. De verbaasde blikken zeggen me al genoeg. Het zijn toevallige passanten. De eerste man heeft nog wel een beetje een idee waar ik het over heb en vraagt of ik de torenvalken bedoel. "Slechtvalken", verbeter ik hem.
Langs de bosrand wurmt een fietser zich door het poortje. De mannen zien het en vragen of ze daar ook kunnen fietsen. "Dat is niet de bedoeling, maar het kan wel", probeer ik een weinig moraliserend te antwoorden. De mannen stappen op, rijden naar het 'lastige' poortje en schijnen zich dan te bedenken en vervolgen hun weg over het onverharde deel van de HB-weg.
Op de toren is wel wat te zien, maar heel amuserend is het allemaal niet. Ik denk terug aan de gebeurtenisssen van gisteren, denk ook terug aan het plekje van Gerrit112 en besluit, zonder het plekje in beslag te willen nemen, toch eens die kant op te gaan. Omdat het nog wat fris is trek ik een groen jack uit mijn kofferbak. "Altijd handig, ook als het gaat regenen", overtuig ik mezelf en dan ga ik op pad.
Alleen een sinaasappelschil verraadt de plek waar Gerrit zich gisteren heeft opgesteld. Ik kijk of ik nog een beter plekje kan vinden. Ik weet wat ik wil: het moet mooi verscholen zijn zodat ik zowel de valken in de lucht kan zien, de toren in de gaten kan houden, de poel kan overzien en bovendien ook het bos in kan kijken, zonder zelf al te veel op te vallen. Een klein stukje verder is een plekje dat aan al mijn eisen voldoet. (Zeer goed voldoet, zou later blijken).
De nevel lost niet al te best op. En heel langzaam stijgt de temperatuur. Vogels, waaronder een grote lijster huppen in het bos, maar een foto maken valt toch niet mee. Om dat te kunnen moet ik me een beetje verdraaien en knappende twijgjes verraden mijn aanwezigheid direct. Vogeltje gevlogen!
De valken vliegen wel wat. Maar waar ik zo op hoopte kan ik wel vergeten, wordt me al snel duidelijk. Even overweeg ik om naar het veldje terug te lopen, maar dan gebeurt er iets wat me doet besluiten nog even te blijven staan.
Een zilvergrijze bus stopt bij de toren. Twee mannen en twee vrouwen stappen uit en maken door hun harde stemgeluid niet de indruk vogeltjes te komen spotten. Dat gevoel wordt versterkt wanneer een grote rode teil uit de bus wordt geladen en iets wat op een schepnet en een hengel lijkt. "Mijn oranje vriendje!", schiet er door me heen. Ja, dat vriendje is er nog altijd en voelt zich letterlijk als een vis in het water in de Snelle Loop. Ik zet een stapje achterwaarts om de boel goed in de gaten te kunnen houden. Dan verdwijnt het viertal over het bruggetje in het bos. Even sta ik te piekeren. "Wat te doen, erheen of niet?" Ik wacht het nog even af. Dan komen de twee vrouwen door het klappoortje. (Een knalopvanger zou geen overbodige luxe zijn). Ze lopen over de oevers van de Loop en nu ben ik zeker: ze zijn op zoek naar mijn vriendje. Het onvermijdelijke gebeurt: "eeej, hier is ie". Wanneer Hans Verbaarschot al de behoefte heeft om uit te slapen, nu zal hij stijf van schrik overeind op zijn bed zitten. Zeker wanneer het geschreeuw nog gevolgd wordt door hard 'vingergefluit'. Een haas schrikt zich een hoedje en rent niet ver van me vandaan het bos in. Mijn camera is in aanslag: ik krijg maar één kans... wachten... nu!
De mannen hebben het geschreeuw gehoord en klimmen over de afrastering in het bekende hoekje. Het lange ding blijkt geen hengel maar een lange lat. De bedoeling is duidelijk, de lat wordt gebruikt als opdrijver. "Even wachten nog, even wachten nog...", ik wacht op het juiste moment om tevoorschijn te komen, want mijn vriendje zal niet gevangen worden waar ik bij sta, daar kun je gif op nemen!
Het schepnet gaat het water in. "Nu!!!" Met vaste tred verlaat ik mijn schuilplekje en ik loop recht op de illegale vissers af. Nog zeg ik niets. Dan opeens kijkt een van de mannen op. Zijn schepnet laat hij naast zich vallen. "Het is hier toch geen visgebied wel", roep ik hen tegemoet. De andere drie schrikken zich rot. "We hebben hier onze goudvis uitgezet en komen hem nu weer ophalen", roept de ene man me als een slap excuus toe. (Ja, ik ben me daar een beetje gek, ze zijn uit op een goedkope manier om aan mijn unieke vriendje te komen). "Die gaat anders kapot", roept een van de vrouwen erachteraan. "Nee, die gaat hier echt niet kapot, want hij zit er al anderhalf jaar", zeg ik terug. "Al anderhalf jaar?", zegt de schepnetman nog. "Maar dat moet je toch weten als jullie hem hier uitgezet hebben", daar heb ik hem klem! "Ja, dat was maar een grapje", verexcuseert de schepnetman zich. (Ik kan niet goed zien of het zo is, maar ik voel dat de man bloost).
De vrouw probeert het nog eens: "ja, maar zo alleen gaat ie toch kapot!" "Die is niet alleen", krijgt ze een beetje bits van me terug. "Zijn er twee dan?" "Nee, maar hij heeft een soortgelijk maatje", krijgen ze weer terug. "Een gewone karper?" "Dus je weet dat het geen goudvis is!", ik laat me niet foppen en zo langzaamaan ben ik de discussie moe. "Dan gaan we maar een bak koffie drinken", zegt de schepnetman. De latman is nog niet van plan om op te geven. "Ziet hij het Tulip-embleem op mijn jasje? Heeft ie door dat ik geen boswachter of wat dan ook ben?", het kan me niet schelen. Deze vier gaan nu die vis niet uit het water halen. Dan kunnen er minstens twee met een nat pak naar huis. Steeds verbetener raak ik. Het slaat bijna om in nijdigheid.
Dan neemt schepnetman het voortouw en hij loopt terug. De ene vrouw volgt en na een tel extra kiest ook de tweede vrouw nog wat nasputterend eieren voor haar geld. Latman volgt dan ook maar.
Vlakbij de bus stopt weer een auto. Het is de jachtopziener. "Die komt net op tijd", verheug ik me al op de ontmoeting ergens halverwege het pad langs de bosrand. De jachtopziener kijkt in de lege rode teil en zegt verder niets. Wanneer hij even later door het klappoortje komt, spreek ik hem aan. Ik vertel het over het voorval en de man bedankt me voor mijn optreden. "Dat moesten ze hier allemaal doen, bedankt!" Hij had inderdaad gezien dat er niets in de teil zat en kon daarom ook weinig zeggen. "Maar ik hou het in de gaten", zegt hij. We praten over de natuur, over de vreemde gasten in het gebied en over enkele voorvallen die ronduit gevaarlijk zijn. Na een poos besluit de man verder te wandelen en ga ik terug naar het spottersveldje. Dan arriveert Gerrit E. Nog even een praatje, natuurlijk het verhaal van de vissers en dan nog een blik omhoog. "Het is nie veul vandaag".
Een paar prentjes, voor zover gelukt.. de haas is helaas niet toonbaar.