Helaas zijn niet alle bezoekjes aan de toren en de omgeving daarvan altijd even vogelrijk. Vanmorgen moet ik eerst nog wat zaakjes afhandelen en dan is het voor je het weet al half elf. Het kriebelt, zeker na het via Twitter volgen van de helaas mislukte reddingsactie van de aangespoelde bultrug bij Texel, ben ik toe aan een Mortelgang.
Bij mijn aankomst (eenzaam) op het spottersveldje merk ik meteen dat de meegebrachte das geen overbodige luxe is. Het is vier graden boven nul, maar de koude wind doet veel kouder aan. Op de toren is niks te zien. En ook om me heen kijkend valt het me op dat er bijzonder weinig geluid is van de vogeltjes in de natuur. Okee, kraaien zijn er altijd en ook de nijlganzen zijn in de verte te zien. Maar verder is het oorverdovend stil.
Ik ga meteen op onderzoek uit. De wandeling gaat naar de toren, daar linksaf en dan richting de Snelle Loop. Vanaf deze plek speur ik langs de oever in de richting van de weg tussen De Mortel en Bakel. In de verte zie ik wat hoentjes in het water. Meer valt er niet te bewonderen. Dan draai ik me om en zet aan om richting het bruggetje te wandelen. Met een verschrikte schreew vliegt een blauwe reiger op. Hij zat rustig te azen bij de oever bij het bruggetje en zag mij tegelijkertijd als ik hem. Het water in de kleine kikkerpoel aan de overkant van de Loop is bevroren. Ik maak een plaatje en kuier een paar passen verder.
Ik speur nu met de kijker naar het eilandje tussen de gespleten Loop. De hoop op een waarneming van dat kleine blauwe vissertje vervliegt meteen. Niks te zien. Verder maar weer.
Om helemaal door het natte gras te klossen om ook de noorderlijke kant van de toren te zien daar heb ik geen zin in en dus besluit ik het bospaadje in te slaan. De bomen zijn kaal genoeg om door de takken heen te kijken. De achterkant van de toren is leeg. Ik loop een stukje verder om de enige zijde die ik nog niet heb kunnen bekijken te kunnen scannen. Terwijl ik dat doe, zie ik vanuit een ooghoek een beweging in een boom vlakbij me. Snel richt ik mijn camera in de richting van de beweging en druk ik op het knopje. Het blijkt raak: een grote bonte specht is nog net heel even in beeld, voordat ie zich aan de achterkant van hetzelfde boompje verstopt. Ook aan deze zijde van de toren geen slechtvalk.
"Niemand thuis", brom ik wat teleurgesteld. Ik draai me om en loop weer terug naar het paadje langs de Snelle Loop. In de verte zie ik een witte gestalte in de Loop staan. Een zilverreiger. Ik maak even een plaatje en keer dan terug naar het spottersveldje.
Ook aan de voorkant is ondertussen niets veranderd. Geen valk die toch nog ergens op een verborgen plekje verstopt was. Aan de andere kant van het spottersveldje zit nu een buizerd. Ik probeer hem wat dichter te naderen en zie dan een metertje of wat witte massa omlaag komen. "Hij schijt en vliegt weg", is mijn conclusie.
Mijn horloge vertelt me dat ik al drie kwartier vergeefs op de valken zit te wachten. Het is te koud om langer te blijven. Ik probeer de riem van mijn camera al over mijn hoofd te trekken, maar merk dan dat ik mijn das ertussen heb zitten. Door het geklungel valt mijn pet bijna af en dan opeens.... het geluid herken ik meteen. Het is de aankondiging van een thuiskomst. Niet erg overtuigend en zonder beantwoord te worden. Ik zoek de richting van het geluid en kan nog net een plaatje maken van de valk die aanzet om op de lamp te landen. Inderdaad.... aan de verborgen rechterkant.
Ik wil de valk zien en dus banjer ik naar het onverharde deel van de weg. Sla het weggetje een paar tientallen meters in en kijk dan omhoog. De valk zit inderdaad op de lamp. Hoewel het voor mij (en niet alleen voor mij) nog erg moeilijk is om de twee valken te herkennen denk ik toch dat dit PA moet zijn. Qua grootte maken de twee niet zoveel uit, maar het zwarte beulsmasker van PA is toch iets afgetekender dan dat van zijn nieuwe vrouw. En dat meen ik toch voldoende te kunnen herkennen.
Na een paar foto's draai ik me weer om en keer ik opnieuw terug naar het veldje. Daar zit de buizerd weer op zijn vertrouwde plek. Ik loop verder door, passeer het veldje en zoek een opening tussen de struiken waardoor ik de buizerd beter kan zien. Dan is er opnieuw een beweging en wat geritsel vlakbij me. Het vogeltje oogt erg bruin en het staartje valt op omdat het zo parmantig overeind staat. Klik zegt mijn camera en nog eens en nog eens. Door het dichte struikgewas is het vogeltje amper te zien, laat staan op de foto te zetten. Ik gok er op dat er toch wel een zal zijn waarop het vogeltje tussen de twijgjes door te herkennen zal zijn. Hoewel ik het vogeltje dus helemaal niet goed heb kunnen bekijken veroordeel ik het toch tot Winterkoninkje. (Later zal ik merken dat van de vier plaatjes er niet één is waar maar een vogeltje op te zien is.
Ik loop terug naar het voederboompje bij het veldje. Op twee paaltjes zitten holenduiven. Het is me allemaal best. De kou wint het van de toch al niet aanwezige sensatie en dus zoek ik de beschutting in het interieur van mijn auto.