Ik moet wat gas terugnemen.Teveel en te lang is de druk in mijn hoofd opgevoerd en dan zegt de geest: "en nu is het zat". Of de luchtweginfectie oorzaak of gevolg is, dat is me niet bekend maar een trappetje lopen kost me best veel moeite. Ik moet eruit. Ik ga eruit.
Op het spottersveld is niet veel te ontdekken. Het weertje is prima, maar met alleen een blousje maakt de wind het toch wat dunnetjes. Ik pak mijn zomerjasje en trek dat aan. Daarna bekijk ik de refreshbeelden en zie daar al net zoveel als live vanaf de grond de toren bekijkend. Geen spoortje van welke slechtvalk dan ook. Ik kwam ook voor een wandeling en dus start ik die ook maar meteen.
Vogeltjes laten zich weer van alle kanten horen, maar zien, ho maar. Bij het bruggetje twijfel ik even, loop ik nog eerst door naar de achterkant van de toren of maak ik nu meteen de oversteek over de Loop?
Ik kies voor het laatste. Op het bruggetje zie ik hoe helder het oer-water is, de dikkopjes zwemmen over de bodem van het stroompje. Een klein visje zwemt rap tegen de stroom in. Ik ga verder, door het poortje, Ik hijg wat. Ik verbaas me er over, zo'n klein stukje nog maar gewandeld en dan al buiten adem? Ik loop toch wat verder totdat ik op de grens sta van de bosrand en het weiland van de boer.
Dan zie ik de slechtvalk die zijn rondjes draait. Het zijn ruime rondes die er voor zorgen dat ik de valk boven mijn hoofd kwijt raak, maar dan even later weer zie verschijnen. Uiteindelijk lijkt de valk te landen op het dak of op de dakrand waar voorheen de nestkast stond.
Ik voel me niet goed en besluit niet verder te wandelen, maar via de kortste weg terug te gaan naar mijn auto. Het ademen gaat zwaarder, een verstikkend hoestje komt op. Ik duizel een beetje. Ik voel dat ik weg moet van hier. Door de kortste lijn te nemen kom ik in het drassigste stuk terug en weldra hoor en voel ik hoe mijn hak wegzompt in het moerassige stuk. Ik trek snel mijn voet op en probeer het tempo toch iets te versnellen. Ik wankel een beetje, opschieten, dit gaat niet goed.
Ik ben moe en tegelijkertijd opgelucht wanneer ik bij de auto ben. Ik ga even zitten en voel dat het een beetje zakt. Toch ga ik naar huis. Het voelt nog steeds raar.
Foto's van vanmorgen...
Deel twee
Het weer wordt mooier en een dit keer bemoedigend telefoontje van het verpleeghuis geeft nieuwe energie. Ik ga terug naar De Mortel om de wandeling van vanochtend af te maken. Nog steeds ben ik veel te snel moe. Ik neem even de tijd om de valk op de lage antenne aan de voorzijde in beeld te nemen en herstart dan mijn wandeling.
Ook nu weer is het vooral horen van vogeltjes en wanneer ik er eentje zie dan is een fotootje niet te maken. Ditmaal kies ik wel eerst voor de route langs de Loop naar de achterkant. Terwijl ik daar loop hoor ik een licht gepiep alsof het om een heel jong vogeltje gaat. En dan de plons in de Loop net naast me. Ach, een klein jonkie is in het water gevallen en weet zich gelukkig over wat gebladerte en naar een takje dat in het water ligt te werken. Het is veilig. Doodstil zit het daar wat op te drogen. Het lijkt me een jong koolmeesje maar zeker ben ik daar niet van. Ik maak plaatjes, stuur een tweet en gan dan weer verder. Door het met rust te laten kan het misschien zelf weer aan de kant komen.
Ik ga door naar de achterzijde, maak vandaar een paar prentjes van dezelfde valk op dezelfde antenne en ga dan weer terug. Een man lijnt verderop zijn hondje aan. Opvallend dat mensen wanneer ze me zien met mijn kijker om mijn nek toch iets schuw worden. Zou ik een boswachter zijn? Haha, nee, dat ben ik niet maar als het helpt....
De man is nu ter hoogte van het koolmeesje, nog even en dan ben ik er ook. De man groet in het voorbijgaan en groet even terug. Ik ben veel meer benieuwd naar het vermeende koolmeesje. Het is weg. Het heeft zich weten te redden! Het doet me deugd. Ik vervolg mijn weg. Bij het bruggetje maak ik een paar prentjes van de dikkopjes in het water en ga dan door het "klapgeïsoleerde klappoortje".
Ik ben ongeveer op dezelfde plek als vanmorgen wanneer ik weer wat moe begin te worden. Ik laat me niet kennen en loop verder. Ik ga het bosje door, ga dan over het brede bospad, stop hier en daar even om te scannen waar al dat fluitende grut toch zit, maar ik krijg er geen op de foto. Verder dan maar. De specht is er, ik zie hem ook, maar hij verstopt zich aan de achterkant van de boomstam.
Heel even ga ik op het bankje bij de poel zitten. Ik blaas even uit en maak een paar prentjes van de groene kikkers die net met hun koppie boven water komen. Ik hoor wat kraken achter me en schrik daar wat van. Ik sta (te) snel op en het duizelt me weer even. Een man komt achter me uit het bos en mijn gehoor heeft me behoorlijk in de steek gelaten want meestal hoor ik mensen feilloos aankomen.
Ik loop nu ook verder maar ik besluit helemaal langs de bosrand te gaan, ik schat daar mijn kansen om een vogeltje te ontdekken iets groter in. Het blijkt een goede keuze want opeens zie ik daar een grote bonte specht en die verdwijnt kennelijk in de boom. Heb ik een nestje in de peiling? Vanaf deze plek zal ik dat niet kunnen zien dus zoek ik een andere plek waar ik kan gaan staan en zicht heb op de denneboom die ik verdenk.
De specht keert terug en inderdaad zie ik hem in de boom verdwijnen. Ik moet even zoeken waar dat gat dan wel zit. Het is een perfecte plek. Een lang geleden afgescheurde tak heeft nog een klein stukje achtergelaten en precies daaronder zit het gat in de stam. Alsof er een klepje voor zit. Ik wacht geduldig op de momentjes. Een man met een camera op statief nadert me en blijft staan totdat ik mijn camera even laat zakken ten teken dat ik even niets in beeld heb. "Zit er iets bijzonders", vraagt hij. Ik ontken dat, zo speciaal is een grote bonte specht nu ook weer niet. De man is op zoek naar de zwarte specht en loopt weer door.
Ik ga ook weer verder. De boomkruiper zie ik ook weer maar ditmaal is ie me te snel af. Ik moet er om lachen en loop verder. Ik heb leuke dingen gezien, ik ben niet zo moe en ziek als vanmorgen, dus vertrek ik met een voldaan gevoel. De tweede kans gekregen en genomen vandaag.