wo 13 februari 2008, van 15:30u tot 16:00u
Niet grappig
Vandaag was het een drukke dag. Een hoop dingen te doen en ook een hoop dingen afgewerkt. Buiten is het wat nevelig. Een heel stuk minder mooi dan de laatste dagen. Toren? "Nog even een laatste puntje afwerken en dan leen ik de scooter van mijn dochter even", zo besluit ik.
Tien minutenkarweitjes duren vaker toch iets langer dan tien minuten en zo is het al bijna half vier voordat ik met de scooter uit de garage rijd. Brr, het is koud op dat ding. Geen handschoenen aan natuurlijk. Hoe dichter ik De Mortel nader, hoe meer dat de mist dichttrekt. De toren is niet te zien. Maar ik vertrouw er op dat het bij het spottersveldje wel iets beter zicht zal zijn.
Niet dus! Verdorie, wanneer ik de Hemeldbleekweg in rijd, is het stomme ding niet eens te zien. Op het spottersveldje zijn met moeite vaag de contouren van de ringen te zien. Ik besluit maar wat dichterbij te lopen. Op 100 meter van de toren kan ik nog net de lampen onder de onderste ring waarnemen. Of er een slechtvalk op zit is niet waar te nemen. Nog maar wat dichterbij dan. Op het terrein van de toren huppelt een konijn. Terwijl ik probeer te zien of er op de lamp iets zit, hoor ik in het bos een specht. Niets te zien op de lamp, geen valk dus. Op de andere lamp dan? Het is onmogelijk te zien.
Ik probeer de specht te lokaliseren en na een poosje lukt dat. Toch maar een fotootje. Hierna loop ik weer rustig terug naar het veldje. Nog een kiekje van de toren vanaf deze plek en dan naar huis. Ik berg mijn camera op en besluit hem in de opbergruimte onder de buddy-seat te stoppen. Dan start ik het brommertje.
Ik hoor plotseling een vreemd klapwiekend geluid. Wanneer ik omkijk zie ik twee grote witte gestaltes over de Snelle Loop richting de weg vliegen. Ach gassie nee, net nu ik mijn camera heb opgeborgen. Ik moet snel beslissen of ik nog een poging waag om het hele handeltje weer uit te pakken. De ooievaars, want het zijn dus twee ooievaars, klapwieken weg. Dit had ik nooit op tijd gehaald. Ik zucht mijn teleurstelling weg en verlaat het veldje.
Onderweg lijkt het nog veel kouder te zijn geworden. Mijn handen worden ijskoud. Ze doen zelfs zeer, maar het gas kan ik niet loslaten. Doorzetten dan maar. "Dit is niet grappig", peins ik onderweg. De hoeveelste is het ook alweer?