Aan de Brabander hoef ik niks uit te leggen bij de gekozen titel voor het verhaaltje van vandaag.
"Och gerrum", is het overbrengen van een gevoel van medelijden, "och armste" is er de beste vertaling voor. Wat is er dan aan de hand?
Het is al een paar dagen tropisch warm in Nederland en ondanks de vakantie zet dit niet aan tot heel veel activiteit. Maar zoals iedereen dat zal vinden meen ik ook te mogen zeggen dat ik een beetje vakantiegevoel verdiend heb. Nu kan ik gaan klagen over alle beperkingen die onze regering ons in deze Corona tijd adviseert en soms oplegt. Maar dat heeft geen zin en bovendien hoop ik door me zo goed mogelijk aan de regels te houden aan het virus te ontsnappen.
Een uitstapje dat in dat kader altijd wel veilig te doen is, is een Morteling, maar zoals gezegd met deze hitte is ook dat niet heel aangenaam. Vandaag besluit ik het er toch maar eens op te gaan wagen.
De vakantie is voorbij voordat je het weet. Een koud flesje water gaat mee en verder zijn alle controles gedaan. Benzine is er ook nog genoeg. Gaan met die banaan.
Op het veldje is het al warm al heeft de klok nog maar net 10 uur aangetikt. Meteen valt het op dat vandalen het nodig hebben gevonden om het stammetje om te gooien. Misschien is er iemand opgeklommen en is dat de reden dat het omgetuimeld is. Ik zucht een keer en zoek de toren af op een slechtvalk. Met het blote oog meen ik even dat er een op de hoge antenne zit, maar mijn kijker vertelt me dat ik dat verkeerd gezien heb. Op de koektrommel dan? Jawel daar zit een volwassen valk. Ik denk dat het M is. Maar ik geef geen garantie af.
Dan kijk ik om me heen en zie tot mijn schrik onmiskenbaar een kooltje (briketje) op het veldje liggen: er zal toch niemand zo dom zijn geweest om op het veldje te BBQ-en? Ik moet meteen denken aan de bosbrand die een paar dagen geleden een klein stukje verderop heeft gewoed. In plaats van me er erg over op te winden (verdere sporen zie ik niet), besluit ik om de toren aan de achterkant te gaan bekijken en met als bijkomend doel de waterstand te gaan meten. Het waterschap heeft besloten om een drietal Gemert-Bakelse lopen te laten droogvallen en ik vrees dat de Snelle Loop er een van zal zijn.
Bij het bruggetje schrik ik, het staat nu ruim onder de balk, dat voorspelt niet veel goeds. Meteen na het bruggetje is het niet meer dan een plasje water, een vis van een centimeter of acht probeert in het diepste deel zich te verbergen. "Och gerrum, die gaat het niet redden", gaat er door me heen. Heel kleine visjes van een centimeter of twee zitten in een klein schooltje bij elkaar. Een stukje verder zie ik sporen van een koe die vermoedelijk op zoek is gegaan naar een plasje drinkwater. Hier is de modder al aan het uitdrogen. Een dode vis getuigt dat hier ooit een Loop is geweest. Verderop is de dam nu geheel droog. Daar komt geen water meer door. Het rechter stroompje ligt nagenoeg droog. Een vlinder zit op de bodem van de Loop bij de vistrap, die krijgt geeneens natte pootjes.
De toren is gehuld in een nevelachtige waas. Toch zie ik de valk op de onderste ring meteen zitten. Het is zeker een vrouw maar ik heb grote twijfels of het V wel is. Met mijn kijker probeer ik de snavel wat scherper in beeld te krijgen. Hij oogt grijs. Een van juveniele vrouwen is dus mogelijk nog niet weg. De anderen zullen dat misschien wel al zijn. Ik vraag me af hoe het met ze zal gaan. Ik hoop voor ze dat ze dit eerste jaar goed door zullen komen.
Door de ellende in de Loop en de warmte die nu al snel vervelend begint te worden besluit ik terug te gaan. Eerst neem ik een slok water, het is nodig. Wanneer ik terug ben op het veldje ga ik nog heel even zitten en besluit dan dat ik maar naar huis terug ga. Heel uitgelaten en vrolijk word ik hier ook niet.