Vandaag start het nieuwe seizoen voor de zotten in het zuiden. Elf-elf, het klinkt haast als het amerikaanse nine eleven, maar het is gelukkig heel iets anders. Hoewel ik een carnavalsliefhebber ben, is deze datum mij veeel te vroeg. Bovendien kamp ik nog steeds met een energetisch probleem. Donderdag hoop ik te horen wat de onderzoeken opgeleverd hebben. Ondertussen zoek ik zelf naar allerlei manieren om bij te tanken zodat het energielevel wat omhoog gaat.
Ik besluit om weer eens te gaan Mortelen. Ik verwacht niks, dus kan het alleen maar meevallen.
De zilverreiger kan onderhand wel tot de vaste inventaris van De Mortel gerekend worden. De witte verschijning valt eerder op wanneer hij een keertje niet gezien wordt dan dat we hem wel zien. Zo ook nu. Op de toren kan ik geen valken ontdekken, maar een toevallige blik naar de poort verklaart onmiddellijk waarom niet: er staan diverse auto's op het terrein. Ik besluit daarom maar meteen alle moed te verzamelen en een wandeling in te zetten. Soms lukt me dat heel gemakkelijk, maar andere keren ben ik te moe voor het struinen door -soms- het sompige moerasland. Vandaag lijkt het me weer goed af te gaan.
Bij de toren staan een aantal werklui met elkaar te overleggen. Ik ga verder. Ik besluit eerst het bruggetje over te gaan. Op het bruggetje tuur ik behalve naar de westelijke richting van de Loop ook even naar de oostelijke kant. Ik bedenk zo maar ineens hoe ik hier maanden geleden stond en de tweede vlucht voor het ophalen van slachtoffers van MH17 boven me zag vertrekken, ondertussen de moederzwaan met haar zeven kids bewonderend die in de Snelle Loop zwom. Het moment heeft me toen aangegrepen en nu vraag ik me af wat er van de zwanen geworden zal zijn. Ik heb ze daarna nooit meer gezien. Ik besluit dat ik ze vandaag zal vinden!
Eerst loop ik door het bos en fantaseer hoe daar ook zo maar eens een groepje wilde zwijnen zou kunnen zitten. Dan sta ik bij het open stuk dat grenst aan het trekkertrekterrein. Niets te zien. Ik hoor een groene specht en dat is alles. Ik besluit nu eens niet over het bospad terug te gaan, maar via het smalle paadje dat me leidt naar het zogenaamde achtuurboompje. In de wei aan de rand van de Loop zie ik iets wits. Ik pak mijn kijker en zie daar een stuk of acht witte koppies boven het gras uitsteken. "Wat heb ik nu aan mijn fiets hangen, is mijn wens uitgekomen?"
Ik draai aan de scherpstelling van mijn verrekijker en tel inderdaad een aantal witte koppies. Zijn het de zwanen? Ik kan het niet goed zien, maar het zijn zeker niet de koppies van de familie nijlgans, die overigens een paar tientallen meters verder in het midden van de wei zit. Ik loop verder door naar het boompje en hoop de zwanen daar beter te kunnen zien. Maar dat blijkt niet het geval. Ik loop nu verder langs de Loop in de richting van de doorwaadbare plek bij de zandhoop. Mogelijk zie ik de zwanen daar dan beter? Het is sompig en sommige stukjes moet ik met kleine sprongetjes naar wat hogere pollen zien te overbruggen om niet met natte schoenen te komen staan. Een blik terug. Geen zwanen te zien! Verder maar weer. De Aberdeens staren me al herkauwende aan. "Heb je hem ook weer eens", zullen ze denken.
Ik ga terug naar het klappoortje dat ondertussen beroofd is van het knaldempende stuk fietsband dat Gerrit er ooit bevestigde. Over het bruggetje gaand hoor ik een plons. Ik zet even twee passen terug om te zien of ik de veroorzaker in het water kan ontdekken. Het water is te bruin (niet vanwege vervuiling, maar door de plaatselijke oer in de grond).
Ik hoop dan maar dat ik het geluk heb om het ijsvogeltje weer eens te ontdekken. Ik heb er niet zo heel veel hoop op, maar je weet maar nooit. Bij het betonblok en het bankje bij de splitsing van de Loop stop ik en tuur ik met mijn kijker over het water en langs de oevers. Ik hoor de man met zijn hond uit het zijpad aankomen. Ik kijk op en herken de man. De hond lust het koekje dat ik toevallig in mijn jaszak heb zitten maar al te graag en neemt het voorzichtig uit mijn hand. Na dit eerste wil ie ook nog wel een tweede, maar helaas is mijn voorraadje op. Achter ons komt Martien Kuijpers over het paadje aangelopen.
De man met hond keert om en vertrekt weer. Wij blijven achter. Martien merkt op dat het heel erg stil is met de vogels, maar terwijl hij dat zegt zie ik in de verte laag boven de grond een glijvlucht makende vogel die ergens in of bij een omgevallen boom op het eilandje schijnt te laden. Ik heb geen idee wat voor vogel het zou kunnen zijn, maar ik vind het interessant genoeg om er naar op zoek te gaan. Ik speur maar ontdek niets. Ik loop er nog een paar meter verder naar toe en stop weer even. De kijker gaat voor de ogen en dan.... ik zie iets blauws, ik weet het zeker! Weer stel ik de kijker ietsje bij, en ondanks de grote afstand ben ik nu absoluut zeker: ijsvogeltje. Het was zeker niet de vogel die ik zag landen, maar die boeit me al niet meer.
Ik roep Martien toe dat ik het ijsvogeltje zie. Hij komt een paar passen naar me toe, maar kan het vogeltje niet ontdekken. Niet gek ook, want ook ik zag hem bij uiterst toeval. En dan opeens.... ik hoor het piepje aan me voorbijrazen. "Hier gaat ie", roep ik.
Nog verbaasder de blik van Martien. Ik loop naar hem toe en zoek met hem mee of we het ijsvogeltje ergens kunnen vinden. Dat lukt niet bij het over de loop gespannen prikkeldraad en ook niet op uitstekende takjes tot aan het bruggetje toe. Ik geef het op en loop nog even naar de achterkant omdat ik een soort timmeren van metaal op metaal hoor op de toren.
Ik zie inderdaad op een van de ringen twee gestaltes lopen, maar dan de schreeuw van Martien: "zoek maar niet verder, het ijsvogeltje zit op de brug". Ik check nog heel even of er een slechtvalk op de toren te bekennen is en loop dan naar hem toe.
Het ijsvogeltje zit weer ver weg, en duikt in het water. Vervolgens gaat het op het betonblok zitten waar het bruggetje op is gelegd. Weer duikt het en dan zie ik het weer op een paaltje achter de brug zitten. Het zit te braken en door het vizier van mijn camera zie ik hoe een witte flats het vogeltje vanachteren verlaat. "Schijterd", lach ik. Weer hupt het ijsvogetje een paaltje verder en dan opeens verdwijnt het. Om de hoek van het paadje verschijnt Ineke, Zonnevogel. Het schiet door me heen als een krantenkop: "zonnevogel verjaagt ijsvogel".
Dan ziet Martien hoe mijn "zwanen" heel in de verte over de wei waggelen. Nu ik ze zo zie, al is het nog zo ver weg, begin ik er ernstig aan te twijfelen of het wel zwanen zijn. "Het zijn geen zwanen, het lijken wel eenden", roep ik. Ineke schat ze veel te groot voor eenden. Witte ganzen dan? Maar dat kan ik me ook niet voorstellen. Ik besluit op het bruggetje te gaan staan om ze vandaar wat beter te kunnen zien. Nog meer neig ik naar eenden. Het zijn er een stuk of twaalf. Op de foto van een uurtje eerder zie ik op de kop een klein zwart streepje. De snavel is geel. Ik weet het niet en ik kan dat niet uitstaan. Ik durf het niet aan om nog verder te wandelen. Ik ben heel blij met de wandeling van nu en ga de goden niet verzoeken. Ik loop rustig terug naar het spottersveldje. Van Martien heb ikgehoord dat de Froonacam verdwenen is, ik kijk naar de plek waar die stond en zie tot mijn verbazing dat ook het groene hokje verdwenen is. Ik kijk nog wat verder en dan valt me opeens op dat het hokje nu verplaatst is. Aan de twee boompjes tegenover het huisje hangen nestkastjes. Een vraagteken komt in me op, maar ik maak me er verder niet druk om. Er gaan nog een paar "haffels" vogelzaad op de plankjes en ik vertrek. Tevreden en tevreden. Diktevreden dus!