vr 7 mei 2010, 15:00 - 16:00u
Nee, op een regenachtige dag als vandaag ziet het er niet naar uit dat ik zal gaan Mortelen. Ik heb het ook veel te druk en daarnaast is er groot verdriet in huis. De verkering is uit, dochter is ontroostbaar. Dooddoeners als "geen hand, maar een land vol" hoef ik nu niet te opperen en ik besluit de clichés maar voor me te houden. Een bezorgde vriendin - student psychologie - besluit Nijmegen maar wat eerder te verlaten en naar huis te komen. Dochter vraagt of ik haar even naar De Mortel wil brengen. "Pats", daar gaat mijn planning. Kuiko naar De Mortel en dan zonder camera en kijker? "Dacht het niet".
Wanneer ik uit mijn auto stap vraag ik me af of ik soms niet goed bij mijn hoofd ben. Het regenwater saust naar beneden en het ziet er niet naar uit dat dit binnen korte tijd zal veranderen. Op de kabel bij de grote antenne zit Pa. "Is het Pa? Je weet maar nooit". Tuurlijk is het Pa. Het is zijn stekkie. Ik loop wat dichter naar de toren, waar de houtstapel ondertussen enorm hoog is geworden. Ik waan me in Zweden en bedenk dan dat bij de papierfabriek in Eerbeek minstens zo'n hoge stapels meer normaal dan bijzonder zijn. "Ai, ik vergeet omhoog te blijven kijken". Geen valk meer op de antenne.
Gehaast maak ik een paar stappen naar achteren. Hij kan onmogelijk ver weg zijn. Hoor ik iets? Opnieuw maak ik een paar stappen naar achteren. Mijn voeten staan in de blubber. "Daar", zie ik ineens. Pa komt vanachter wat boomkruinen vandaan, maakt een boogje en zet aan op... de linkerlamp. "Verhip, dat is lang geleden dat ik hem daar zag zitten", bedenk ik. Een kleine vrachtauto nadert stapvoets. Ik kijk erin en herken twee bekenden van het voetballen. Ze stoppen en vragen of de valk er nog zit. Ik wijs naar de lamp en bemerk dan dat het voor de "leek" niet vanzelfsprekend is dat de schim vanaf de grond gezien wordt. Ik schiet een plaatje en laat op het display al inzoomend zien wat er op de lamp zit. "Verrek, da's skôn", meent de man.
De mannen vervolgen hun weg en ik loop weer terug naar het spottersveldje. De natgeregende camera en kijker geven hun nattigheid af tegen mijn blouse wanneer ik ze achter mijn jas probeer te beschutten voor erger. Twee fietsers, net als ik drijfnat, komen me tegemoet, passeren me en vertragen hun tempo. Lachend draai ik me om. Ik snap het al. Met een apparaatje in de hand geeft junior het teken dat ze dichtbij zijn. Er wordt gestopt, gezocht, maar met de rug tegen het verstopte doel. "Achter je", roep ik. Ze vinden het schatje niet. Behulpzaam als altijd, steek ik het droge slootje over en wijs op het verstopte doosje. Een vraagteken verschijnt op de gezichten van vader en zoon. "Ik kom hier wel vaker", lach ik ze toe.
De Schiedammers, daar komen ze vandaan, vervolgen hun zoektocht en ik kijk nog maar eens naar de toren. Geen verandering. Teruglopend valt me allerlei gefluit en gehup in de bomen op. "Er zitten er veel vandaag", zo merk ik op. Vinken, overal zie ik ze. Zijn ze gek op regen? Zij hebben geen keuze, ik wel en dus hup ik in mijn auto en zie op het klokje dat ik de regen toch weer een uurlang getrotseerd heb. "Naar de koffie".
Paar foto's weer..